Juryrapport
Een grote fabriek op wielen. De vorm van de wagen is niet spannend. De voor- en
zijkant zijn gesloten, aan de andere kant speelt zich het fabrieksproces beter
zichtbaar af. De buitenkant is mooi strak en maakt nieuwsgierig om naar binnen te
kijken. Het gebruikte metaal in de fabrieksconstructie is een soort ‘functioneel naakt’,
wat prima is.
Dit is geen verbeelding van een fabriek, maar een realistisch beeld; industriële
architectuur. Daarin wordt gewerkt, al lijkt de bijdrage van de figuranten meer op
fysieke aanwezigheid. Dit is een gevolg van de onderwerpkeuze. In een verffabriek
wordt immers niet gezwoegd en geploeterd. In deze fabriek gebeurt weinig
zichtbaars. Het stuk voor stuk met de hand dragen van de blikken verf veroorzaakt
een verkleining van het fabrieksproces met een hoog ‘poppenhuisgehalte’. Dit staat
in contrast met de aanwezige stoere verfmengmachines. De impact van deze
bedrijvigheid is klein.
De wagen roept de herinnering op van Printer (Molenstraat 2012). De Verffabriek,
verbleekt hier echter bij. Waar bij Printer van alles gebeurde, blijft het bij een serie
handelingen waarin moeilijk een verhaal is te ontdekken.
Het decor van een fabrieksproces met het morsen van verf zou het eindbeeld kunnen
opleveren van een kleurenpracht. Dit eindbeeld is eerder rommelig. Een
metamorfose van de wagen bleef uit.
De verf lijkt nergens per ongeluk op te zijn gemorst, maar esthetisch aangebracht om
dit te suggereren, hetzelfde gaat op voor de sporen van verf op de kleding. De
gebruikte kleurstof kan bovendien de concurrentie met de kleuren van dahlia’s niet
aan. Hierin hadden bloemen een grote rol kunnen spelen.