Juryrapport
‘Nachtvlinders’ was een corsowagen die uit het land van de fantasie kwam aanwaaien. Witte vrouwenlichamen met oranjerode slierten, die zich als vleugels ontpopten, het midden houdend tussen vlindervleugels en engelenvleugels. Door het contrast van deze elementen, vrouwen en vleugels en het kleurgebruik werd het beeld helder. Het lijnenspel, door het gebruik van verschillend wit en het scheren van de bloemen, zag er goed uit. De vleugels bleven ten diensten staan van het lineaire uiterlijk van het totale beeld.
In zijn plasticiteit en beweging mistte deze wagen volgens de vakjury wel overtuiging. De vormgeving van de lichamen bleef, ondanks de al genoemde aardige aspecten van de extra aangebrachte lijnen en kleurenverschillen, teveel steken in de technische vormen die als basis hebben gediend om de lichamen op te bouwen. De lichamen leken stijve kokers en de benen lantaarnpalen. Door dit gebrek aan plasticiteit overtuigden de lichamen ook niet in emotie en beweging. Daardoor waren de lichamen saai, houterig en doods, ze misten levendigheid en deden onwezenlijk aan. Van gevlinder bleef weinig meer over.
De compositie was echter weer wel goed gekozen en dat bepaalde uiteindelijk de helderheid van het beeld.
Toch gaf de wagen de vakjury op tal van punten erg veel onduidelijkheid. Het verhaal was niet uitgewerkt: waren de vlinders, motten die zich in het duister aan het kaarslicht schroeiden of uitgaanstypes, die in de nacht treurige verstrooiing zoeken? Het beeld van engelen komt als eerste naar boven, ze zijn ergens naar op weg, maar waarnaar zijn zij op weg? Het beeld vertelde het ons niet en dat vond de vakjury een zwakte. De constructie was bepaald nodig om de elementen hoog verheven stabiliteit te geven. Maar ook deze was te prominent aanwezig en werkte in het straatbeeld storend. Ze remde de bewegingen. Bewegingen die nog eens als compensatie extra werden benadrukt in allerlei slingers en krullen. Maar de ontwerpers hebben zich hiermee kennelijk niet goed raad geweten. Volgens de omroeper moesten deze lijnen de achterste figuur meetrekken, maar deze laatste figuur leek eerder doorboord te worden door iets wat op hem of haar afkwam. Kortom, inhoud en vorm van deze wagen bleven onduidelijk.