Juryrapport
Bij alle leden van de vakjury won deze wagen aan kracht in de doorgang door de Molenstraat. De wagen moest van een grote afstand bekeken worden en kwam eerst dan tot zijn recht. Maar voor de vakjury toch onvoldoende om bij de eerste tien te eindigen. Een wagen bedoeld om iedereen op het verkeerde been te zetten: een zinsbegoocheling, een ‘trompe l’oeil’, zo bekend vanuit de schilderkunst. Zien we nu dieren of vrouwen?
Een ‘truc’ die iedereen kent. Op dat moment ga je als ontwerpers en bouwers een concurrentie aan met vergelijkbare uitvoeringen. Natuurlijk in dahlia’s is het heel wat anders om deze ‘truc’ in perfectie uit te voeren dan in de schilderkunst bijvoorbeeld. Maar ontwerpers en corsobouwers hebben bewezen tot heel veel in staat te zijn.
Toegegeven het voorbijtrekken van de wagen gaf menig toeschouwer even het beoogde verrassingseffect, gelet op het geroezemoes. Ze ervoeren een ‘illusie’, een kortstondige verbazing. De goocheltruc werkte, de dubbele bodem werd doorzien.
Aan de leeuwenkant was zij imposant in kleur en vorm. Maar hier was de combinatie met de vrouwenkant slecht van kleur en vorm. Het was ook niet aan alle kanten zorgvuldig afgewerkt. Zo miste je bij de vrouw de ronding en de spanning van de rug. De leeuw overheerste en de manen/haren camoufleerden het slecht uitgevoerde beeld van de vrouw. De nieuwsgierigheid naar de benen van deze vrouwenfiguur werd ook niet bevredigd. De transformatie was te abrupt, niet subtiel. Een kwaal waar ook de andere drie figuren aan leden. Ook zij misten de trefzekerheid in vorm en beeld, Neem nou de billen, toch niet het verkeerde deel van een vrouwenlichaam, zij misten iedere plasticiteit. Ze zagen er ronduit beroerd uit. So wie so was de wagen plastisch gezien niet een sterke wagen. Het kleurengebruik vond de vakjury te hard van contrast en te uitbundig doorgezet. De zwevende figuur met de ramskop op het lijf was nog de minst problematische, maar die kostte door zijn kleurstelling enige moeite om de twee beelden snel te kunnen ‘lezen’.