Geïnspireerd op het gelijknamige gedicht van de Vlaamse dichter Jotie ’t Hooft (uit de bundel Schreeuwlandschap).
Een doodshoofd Mijn stilste en mijn trouwste vriend getuige van het vele leed dat groeit getuigenis ook van de verlossing en hoe een & ander wordt verdiend.
Dat mijn doods hoofd mij eens en voor altijd wordt ontroofd door medemensen eerst omkleed door wormen dan geheel gedoofd.
Somber, zult u zeggen, triest. Toch rest mij nog de stille hoop eens als schedel vriend te zijn van anderen als wanhoop hen bevriest.
Juryrapport:
We zien drie doodshoofden en de titel spreekt van één. Dat is dus drie keer hetzelfde hoofd, in verschillende stadia. Het voorste hoofd wijkt duidelijk af van de twee andere schedels. Het hoofd is naar beneden gebogen en heeft daardoor een passievere uitstraling, Het heeft een andere schedel met een veel zwakkere onderkaak en een rondere achterschedel. Het idee van een reeks wordt zo nu niet gerealiseerd, doordat de toeschouwers teveel hiaten ziet tussen de drie schedels. De sierlijk, soms jugendstil-achtige lijnen proberen wel de brug te slaan tussen de drie beelden. Ze zijn te zwak om die taak overtuigend tot stand te brengen.
Het thema ‘Dood’ bezorgt menigeen kippenvel. Maar het beeld van deze wagen is door de opbouw van het thema en de zwierigheid van de sterk in kleur uitgevoerde slierten vrolijk. Er is met uitzondering van de laatste wagen niets doods aan. De vrolijkheid die de toeschouwer ziet bij de eerste twee wagens wordt pas bij de derde wagen het beeld dat past bij het thema. Maar wat is dan de functie van de twee eerste wagens vraag je je af?
Al met al is het beeld te mager en mist de overtuiging van het onderwerp ‘Dood’. Gelukkig lossen de indringende muziek en de intrigerende figuranten nog een deel op. Deze figuranten leken het publiek te willen zeggen: ‘Zijt ook gij bereid’.